Blogs

Danny de Jonge: ‘We vergaderen veel, maar wel echt met resultaat’

Op deze plaats geven de bestuurders van Pensioenfonds DNB om de beurt een inkijkje in hun ‘bestuurderswereld’. Deze keer is dat Danny de Jonge. Hij zit sinds augustus 2023 namens werkgever DNB in het Verantwoordingsorgaan (VO).

‘Ik werk sinds 2019 als jurist bij DNB. Ik werk bij de juridische afdeling die verantwoordelijk is voor de behandeling van bezwaar- en beroepsprocedures. Vroeger had ik niet zo heel veel met het onderwerp ‘pensioen’. Dat veranderde toen ik op mijn werk te maken kreeg met een bezwaar dat ik moest behandelen.

Dat bezwaar ging over een collectieve waardeoverdracht vanwege de liquidatie van een pensioenfonds. DNB was het eens met die waardeoverdracht en daar was bezwaar tegen. Hierdoor moest ik mij verdiepen in de wereld van pensioenen. Dat vond ik zo interessant dat ik het onderwerp daarna niet meer heb losgelaten.’

Lid worden van het VO

‘Daardoor raakte ik ook geïnteresseerd in het Verantwoordingsorgaan (VO). Dit orgaan speelt een belangrijke rol bij het goed functioneren van het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds legt regelmatig verantwoording af aan het VO over het uitgevoerde beleid. Daarnaast adviseert het VO het bestuur, gevraagd en ongevraagd.

‘Toen ik de vacature voor het VO binnen DNB langs zag komen, heb ik meteen gereageerd. Na wat gesprekken binnen DNB droeg de directie mij voor bij het VO als lid namens de werkgever. In augustus 2023 ben ik officieel benoemd. Kijkend naar de overgang naar het nieuwe stelsel, ben ik er vol tegenaan gegaan. Lid zijn van het VO leert je hoe het bestuur van een pensioenfonds precies werkt. Daar had ik vooraf eigenlijk geen idee van.’

Zeker geen stoffig clubje

‘Sommige mensen zien het VO en de andere onderdelen van het pensioenfonds als een groepje oude grijze mannen die alleen maar vergaderen. Maar bij DNB Pensioenfonds is dat gelukkig niet zo. Het VO en ook de andere onderdelen zijn juist heel divers samengesteld.

We vergaderen veel, maar wel echt met resultaat. Dat vele vergaderen zorgt er voor dat iedereen de ruimte krijgt om zijn of haar gedachten uit te spreken en om goed naar elkaar te luisteren. Toch houden we de snelheid er tijdens de vergaderingen in. Het kan voor een VO-lid een valkuil zijn om alleen te kijken naar het belang van de groep die hij of zij vertegenwoordigt in het VO.Gelukkig is daar in ons VO geen sprake van. Of je er nu in zit namens de deelnemers of de werkgever: we hebben allemaal hetzelfde doel. En dat is een zo goed mogelijk pensioen voor onze (oud-)deelnemers en gepensioneerden. Daarbinnen kun je aandacht voor een groep vragen. Maar uiteindelijk kijken we samen naar het grotere plaatje.’

Druk met overgang naar het nieuwe pensioenstelsel

‘Het belangrijkste onderwerp in het VO is op dit moment de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. De sociale partners onderhandelen over de afspraken voor de nieuwe pensioenregeling. Het bestuur besluit daarna of zij de regeling kan uitvoeren. Het VO heeft hierbij een adviesrecht.

Om dat te kunnen doen, is het belangrijk dat we goed alle ontwikkelingen kennen. We weten wat er speelt bij de sociale partners en het bestuur. Zo hebben we al een conceptversie van het transitieplan ontvangen. In het transitieplan staan de afspraken van de sociale partners voor de nieuwe pensioenregeling. Op basis van de conceptversie kunnen we een voorlopig oordeel geven. Daarmee voorkomen we dat sommige zorgen die het VO heeft pas bekend worden als het transitieplan bijna af is.

Het definitieve transitieplan ontvangen we deze zomer. Om een goed advies te kunnen geven, hebben we als VO een beoordelingskader gemaakt. Daarin staat wat wij belangrijk vinden voor de (oud-)deelnemers en gepensioneerden. Dat helpt ons bij het geven van een advies aan het bestuur over hun beoordeling als het gaat om de uitvoerbaarheid en evenwichtigheid van de nieuwe pensioenregeling.

Ik heb er alle vertrouwen in dat de besluitvorming zorgvuldig is. En dat dat deze leidt tot een evenwichtige nieuwe pensioenregeling. Als VO lid hoop ik daaraan een bijdrage te kunnen leveren.’